Werktuigen
Een vuurstenen voorwerp wordt typologisch als een werktuig gezien wanneer hier na afslaan retouche op is aangebracht. Dit hoeft dus niet te betekenen dat ongeretoucheerde werktuigen niet voor vergelijkbare functies zijn gebruikt als werktuigen, maar ze zijn hier niet bewust voor vormgegeven. De meest voorkomende werktuigtypen zijn schrabbers, spitsen, stekers, geretoucheerde afslagen en klingen, bijlen en boren. Vroeger werd de functie van het werktuig enkel bepaald aan de hand van de retouche, maar tegenwoordig heeft gebruikssporenonderzoek uitgewezen dat deze werktuigen voor veel meer functies gebruikt kunnen zijn. Ook blijken veel ongeretoucheerde afslagen en klingen ook voor verschillende taken te zijn ingezet.
Schrabbers
Schrabbers, of krabbers, zijn het meest voorkomende type werktuig uit de steentijd. Van alle werktuigen zijn schrabbers ook het meest vormvast; ze komen vanaf het Midden-Paleolithicum tot in de IJzertijd voor. Deze werktuigen kenmerken zich door de aanwezigheid van een schrabberkap; een vaak halfronde, steilgeretoucheerde kap (zie hieronder). Er worden door amateur- en professionele archeologen vele verschillende varianten van schrabbers onderscheiden; o.a. holschrabbers, hoefijzerschrabbers, microschrabbers, cirkelschrabbers, discusschrabbers, ad-hoc-schrabbers etc. Deze typen zijn echter slecht gedefenieërd en worden vaak niet gebruikt in wetenschappelijke publicaties. Hier wordt vaak enkel onderscheid gemaakt tussen afslag- of klingschrabbers.\
Dorsaal en ventraal aanzicht van een schrabberkap
Bij afslagen waar de schrabberkap langs de laterale zijde of ‘zijkant’ van de afslag is aangebracht spreekt men vaak over schaven of zijdeschrabbers, bij afslagen waar de kap aan de distale zijde is aangebracht spreekt men over eindschrabbers .
Verschillende schrabbers van nederlandse vindplaatsen
De functie van schrabbers kan vergeleken worden met de huidige verfkrabbers. Ze werden gebruikt voor het schoonmaken van huiden, maar ook het schaven van hout, gewei en been. Op de laterale zijden van eindschrabbers worden ook vaker snijsporen aangetroffen die erop lijken te duiden dat ook de zijkanten als een mes gebruikt kunnen zijn. Schrabbers kunnen zowel uit de vrije hand gebruikt worden als in een schacht of vatting.
Stekers
Stekers, of burijns, zijn een werktuigtype dat met name tijdens het Laat-Paleolithicum voorkomt. Stekers kenmerken zich door een zogenaamde stekerslag. Bij zo´n stekerslag word aan de rand van een afslag of kling een soort tweede, kleine kling geslagen. Dit wordt vaak, maar niet altijd, gedaan op een geretoucheerd uiteinde. Door het slaan van zo´n stekerafslag ontstaat een beitelvormig uiteinde. Bij het maken van zo´n steker ontstaat ook een stekerafslag, een soort kling met een driehoekige dwarsdoornede.
Drie Stekertypen: A-Steker (inks), AA-Steker (midden) en RA-Steker (rechts)
Op basis van het soort platform (het vlak waarop gelagen wordt om de stekerafslag te verwijderen) worden stekers vaak onderverdeeld in categoriën:
RA-Stekers (Retouche-Afslag); het meest voorkomende type stekers, waarbij op een geretoucheerd (meestal afgeknot) uiteinde van een kling of afslag geslagen wordt.
AA-Stekers (Afslag-Afslag); waarbij het negatief van een eerdere stekerafslag als platform wordt gebruikt.
A-Stekers (Afslag); waarbij een natuurlijk vlak al platform wordt gebruikt.
Meervoudige stekers; waarbij meerdere stekerafslagen op verschillende platformen op het artefact aanwezig zijn.
Er is geen verschil in functie, gebruik of datering bij de bovenstaande typen. Wanneer een steker bot wordt, wordt deze vaak aangescherpt door een nieuwe stekerslag te plaatsen. Hierdoor kan een werktuig als RA-Steker beginnen en later tot AA-Steker worden aangescherpt. Een tweede stekerslag op een ander deel van de steker maakt er dan weer een meervoudige steker van.
Fabricage en aanscherping van een steker (schematisch)
Naast de bovenstaande stekertypen komt bij het Magdalénien ook nog de zogenaamde lacan-steker voor. Dit is een steker waarbij er een lange ‘snuit’ aan een kling wordt geretoucheerd, waarop een lange stekerslag wordt verwijderd. Deze stekers kunnen worden aangescherpt door de snuit bij te retoucheren. Hierdoor kan de steker veel vaker aangescherpt worden dan bij de overige types.
Lacansteker (https://silex-collection.blog4ever.com)
De functie van stekers kan het best vergeleken worden met moderne kleine beiteltjes of gutsen. Deze beitelvlakken werden voornamelijk gebruikt voor het bewerken van been en bot, maar ook voor hout. Je kan hierbij denken aan het maken van benen harpoenen, voor de bewerking van handgrepen en om sleufjes in schachten te maken om pijlpunten te bevestigen.
Boren
Boren zijn een werktuigtype dat vooral tijdens het Mesolithicum voorkomt. Deze werktuigen kenmerken zich doordat er een punt aan geretoucheerd is. Puntige afslagen of klingen zonder duidelijke retouche langs beide zijden van deze punt zijn dus typologisch niet als boor te beschouwen. Meestal is de retouche langs één zijde van de punt aan de dorsale zijde aangebracht en langs de andere aan de ventrale zijde, waardoor een ‘draaiende’ punt ontstaat, zoals bij een schroef. Als langs beide zijkanten de retouche dorsaal is aangebracht spreken we vaak van een ‘ruimer’.
Vuurstenen boor
Boren worden op divere materialen gebruikt, waarschijnlijk voornamelijk om gaten te maken. Naalden van bot of gewei kunnen met behulp van boren van een gat worden voorzien, maar er kunnen ook gaten in huiden of schelpen mee worden gemaakt. Vuurstenen boren kunnen in de vrije hand worden gebruikt, maar ook in een vatting of met een draaimechanisme. Door een boor aan de punt van een vuurboog te monteren kan men de punt zeer snel laten draaien, een beetje zoals een moderne schroevendraaier.
Experiment met een vuurstenen boor in een vuurboog
https://www.researchgate.net/publication/274832492_Lapidary_Technology_Revealed_by_Functional_Analysis_of_Carnelian_Beads_from_the_Early_Neolithic_Site_of_Nahal_Hemar_Cave_Southern_Levant