Neolithicum.
Inleiding.
Veranderingen in de mesolithische cultuur van de jagers en verzamelaars naar een andere boerencultuur vonden voor het eerst plaats rond 13.000 jaar terug in de tijd. Bijzonder is dat uit onderzoeken is gebleken dat deze omslag in de cultuur onafhankelijk van elkaar op verschillende plaatsen begon. Zo ontstond de nieuwe boerencultuur ongeveer tegelijkertijd in zuidwest Azië (Irak) als ook in oost Azië (China) en in midden Amerika (Mexico). De vernieuwing van de cultuur naar een boerencultuur werd lang de neolithische revoltutie genoemd. Tegenwoordig wordt het meer bijgesteld en aangeduid als de neolithische evolutie. De eerste veranderingen vonden plaats in die gebieden waar het klimaat gunstig was en voedselbronnen al aanwezig waren in het wild.
1. Lineaire bandkeramiek cultuur.
De eerste Europese landbouwcultuur is de bandkeramiek cultuur of in het officieel de Lineaire bandkeramiek kultuur (Afgekort LBK naar een eerste Duitse beschrijving van deze cultuur in 1883 door de Duitse archeoloog Friedrich Klopfleisch) Deze cultuur ontstond zo rond 7.500 jaar geleden in centraal Europa. De omslag van jager tot boer vond in Nederland op z'n vroegst plaats ongeveer 7.250 jaar geleden. De eerste bandkeramische nederzettingen van deze vroeg Neolitische culturen zijn aangetroffen ten oosten van de Maas in Zuid Limburg in de loss gebieden van de Graetheide en rond Maastricht. In de omgeving van Stein, Elsloo, Sittard en Geleen zijn een aantal vroeg Neolitische sites opgegraven van deze Bandkeramiek cultuur. Het is de eerste Neolitische landbouw cultuur die zich in Zuid Nederland ontwikkelde Ze bouwden huizen in een soort clusters van vijf tot zes woninge ( een dorpsstructuur ) ze hielden vee en verbouwden gewassen.
In Neolitische culturen was er voor het eerst sprake van een soort economie. Het vee dat gehouden werd bestond uit runderen, schapen en geiten en in mindere mate uit varkens. Deze dieren waren gedomesticeerd (tam gemaakt ) en werden gehouden voor gebruik van het vlees, huiden, botten en soms melk. Daarnaast werden kleine velden bewerkt voor de verbouw van gewassen zoals emmerkoorn, eenkoorn en gerst maar ook werden erwten, linzen, vlas en maanzaad verbouwd. Om de akkers aan te leggen werd bos gerooid. Bij het rooien van het bos werd gebruik gemaakt van vuurstenen of stenen bijlen of dissels. De akkers werden bewerkt met graafstokken. Daarmee werd de aarde losgehaald waarna het zaad werd gezaaid. Bij deze wijze van gebruik raakte de grond snel uitgeput en moest na vijf of zes jaar opgeschoven worden naar een nieuw perceel en werden er nieuwe stukken bos ontgonnen.
2. Swifterbandcultuur.
Gaan we verder naar het noorden van Nederland dan kunnen we niet voorbij de Swifterband cultuur. Bij Swifterbant werd en site ontdekt met keramiek met een typische puntige vorm en bij datering van de site kwam men uit op een datering van ongeveer 7000 jaar geleden. Een vrij unieke ontdekking van het vroege Neolithicum in Noord Nederland. Hierna zijn meer sites ontdekt met de typische keramiek bewerking en de typische structuur van bewerkte vuurstenen werktuigen. Hoever deze Swifterband verder naar het noorden van Nederland is verspreid is op dit moment nog niet vast te stellen. Vast staat wel dat af en toe losse vondsten worden aangetroffen in het gebied van de Friese wouden die toegeschreven kunnen worden aan de Swifterband cultuur. Op de afbeeldingen de kenmerkende werktuigen uit de Swifterband cultuur waarbij het opvalt dat er zeer veel gebruik is gemaakt van spitsen met een trapeziumvorm. Dit kan te maken hebben gehad met de bejaging van bepaalde soorten wild.
Swifterbant cultuur
Er zijn in de Friese wouden zijn weinig aanwijzingen voor de aanwezigheid van mensen uit het Vroeg-Neolithicum (ca. 7.000 - 6.000 jaar geleden). Het is mogelijk dat meer vroeg neolithische vondsten ontdekt worden die in verband te brengen zijn met de Swifterbantcultuur.
Nieuwe boerenculturen in het Neolithicum.
Vanaf ongeveer 5.500 jaar geleden vindt er een omslag plaats in de cultuur bij de bewoners in Noord Nederland. De rondtrekkende jagers kiezen onder invloed van andere culturen die vanuit het oosten worden meegebracht door anderen, een vaste plaats en naast het jagen worden dieren gedomesticeerd (tam gemaakt) die worden gebruikt voor de voedselvoorziening. Ook werd begonnen met het in cultuur brengen van kleine perceeltjes land waarop gewassen worden verbouwd. De jagershut verandert ook naar een groter onderkomen waarin mensen en dieren onderdak vinden. De jager verzamelaar moest voorheen steeds rondtrekken op zoek naar de plaatsen waar de jachtbuit was te vinden of naar de plaatsen waar bomen stonden die op een bepaald moment in het jaar noten of bessen droegen. Bij het dat rondtrekken van jagers sprak het vanzelf dat de bezittingen op dat rondtrekken waren afgestemd en dat er geen zware lasten meegezeuld werden. Toen een vaste plaats werd gekozen was er een mogelijkheid om meer persoonlijke bezittingen te hebben. Er werd voor het eerst aardewerk gebakken. Het premitieve keukengerei deed z'n intrede bij de bevolking die op vaste plaatsen gingen wonen. In Noord Nederland werden door de bewoners die een vaste bewoningsplaats hadden gekozen bekers ontwikkeld die uit twee op elkaar geplakte vormen van klei werden gemaakt. Een kommetje met daarop een brede kraag van klei werd gebakken in het open vuur. De aardewerk kommetjes werden opgebouwd door steeds een rolletje klei op een ander rolletje te plakken en daarna de buitenzijde glad te strijken. De kommetjes werden vaak voorzien van ingestoken patronen. Vermoedelijk werden de patronen aangebracht door met kleine takjes, stukjes bot of veren de motieven in de klei van de pot te steken. De potten die gevormd werden door een kraag op een kommetje te plaatsen en die daardoor een wijde opening hebben worden trechterbekers genoemd. De mensen die deze cultuur in Noord Nederland ontwikkelden waren de voorlopers van de eerste boeren. Ze worden in de geschiedenis het trechterbekervolk genoemd. Deze cultuur heeft zich tot ongeveer 4800 jaar geleden in Noord Nederland verder ontwikkeld.
De nieuwe bewoners namen ook hun riruelen mee. De sporen daarvan vinden we terug in de hunebedden die in Nederland vooral zijn terug te vinden in Drenthe. Hunebedden komen niet alleen in Drenthe voor maar in haast alle landen die grenzen aan de Noordzee van zuid Zweden tot Spanje en in Groot Brittanië. De verschillen in de bouw van de hunnebedden in Europa zijn groot en vaak heeft dat ook te maken met het beschikbare materiaal. Hoe men het voorelkaar kreeg om de soms tientallen tonnen zware stenen bij elkaar te brengen en er een hunebed van te bouwen is nog niet helemaal duidelijk maar een aantal onderzoeken hebben wel aangetoond dat deze tonnen zware stenen verplaatst kunnen worden door ze op rollers van boomstammen te schuiven naar een plaats waar ze kunnen worden gebruikt voor bv de bouw van een hunebed. Het bouwen en oprichten van een hunebed is een zeer nauwkeurig werkje geweest. De grote stenen werden zorgvuldig gekozen voor wat betreft de plaats in de constructie en de positie in het geheel. De openingen tussen de grote stenen werden opgevuld met kleinere stenen en er werd een opening gelaten om in de ruimte (grafkelder) van het hunebed te komen. De opening werd vaak gemarkeerd door een aantal grote stenen waardoor een soort "poort" ontstond. De poort in de hunnebedden is op het zuiden gelegen en dit zou te maken kunnen hebben met een cultus die in gebruik was tijdens de trechterbeker cultuur. In de kelder werd de vloer gevormd uit kleine steentjes en zand. Rond een aantal hunebedden is een buitenkrans van stenen aangebracht. Het is vrij aannemelijk dat alle hunebedden met een laag grond werden bedekt waardoor een soort heuvel in het landschap ontstond en dat alleen de poort werd opengelaten.
Onderzoek in hunnebedden door onder anderen Albert Egges van Giffen (1884-1973) leverde op dat in de periode dat een hunebed werd gebruit er honderden doden werden bijgezet. De verzamelde scherven van aardewerk toonden aan dat er in sommige hunebedden meer dan 600 verschillende aardewerk urnen en schaaltjes aanwezig waren geweest. De scherven toonden haast allemaal de typisch met steek motieven gestoken bewerking uit de Trechterbekercultuur. Het is vrij zeker dat het aardewerk met giften van voedsel als offergave werd meegegeven aan de doden. Het aardewerk domineert bij de hunebedvondsten maar ook andere voorwerpen zoals vuurstenen bijlen en pijlpunten, kralen van git en barnsteen werden gevonden bij het onderzoek in de hunebedden. Hoewel in Noord Nederland alle hunebedden als eens onderwerp zijn geweest van onderzoek komen er nog steeds nieuwe feiten aan het licht over het vroegere hunebedvolk. In de Schandinavische landen zijn nog ongerepte hunebedden aanwezig die bij hedendaags onderzoek weer nieuwe feiten aan het licht brengen die van belang zijn voor het Nederlands onderzoek.
Qua ontwikkeling vond er in de trechterbeker cultuur een soort revolutie plaats. Niet alleen werd er aardewerk ontwikkeld, werden er dieren gehouden en gewassen verbouwd, ook het gereedschap onderging een grote verandering. oor de eerdere jager verzamelaar gold een wapenuitrustig in de vorm van een speer en een pijhl en boog als voornaamste gereedschap om bij het jagen een buit te verschalken. Tijdens de trechterbekercultuur schakelden de mensen langzaam om van rondtrekkende jagers naar op een vaste plaats wonende boeren. Bij het bewerken van akkers voor de verbouw van gewassen zoals emmerkoorn en vlas moesten eerst stukjes bos worden geruimd alvorens er gewassen verbouwd konden worden. Hierbij deden stenen bijlen hun intrede als nieuw gereedschap waarmee bomen konden worden gekapt. Ook kwam"er gereedschap om koren te malen. Tussen twee stenen, een loper en een legger werd graan vermalen tot meel waarvan men op een open vuur koeken bakte. Er zijn vijzels gevonden bestaande uit door pecking uitgeholde zwerfstenen waarbij men de holte gebruikte om met behulp van een ronde steen kruiden te vermalen. Bekend is dat gemalen wilgenbast in de trechterbeker cultuur al gebruikt werd als pijnstiller
Er is nog geen opzienbarend onderzoek gedaan maar het gebied van het Nationaal Landschap de Noordelijke Friese Wouden herbergt tientallen sites die sporen dragen van de trechterbekercultuur. Aardewerk uit deze cultuur wordt niet in grote hoeveelheden aangetroffen maar toch zijn er een aantal vondsten bekend. Amateur archeoloog Lammert Postma trof onder Kootstertille een scherf van een trechterbeker aan met een fraai ingestoken motief. Een afbeelding van dit stukje aardewerk is te zien op één van de doeken in de raadzaal van het gemeentehuis in Buitepost. Beelden kunstenares Anke Kuypers uit Boelenslaan nam het stukje aardewerk op in haa expositie "Tekens van de tijd". In een aantal musea zoals het streekmuseum te Burgum en het IJstijdenmuseum te Buitenpost worden in exposities vondsten uit de trechterbekerculuur van het Nationaal Landschap getoond.
In het gebied van het Nationaal Landschap de Noordelijke Friese Wouden zijn een aantal amateur archeologen en gewezen amateur archeologen actief bezig of actief bezig geweest met het verzamelen van voorwerpen op de in dit gebied liggende sites. Zij hebben ongelooflijk veel verzameld n het gebied. Het wachten is op een onderzoek waarbij ook in het Nationaal Landschap de Noordelijke Friese wouden een aantal bekende sites worden opgegraven en geinventariseerd.
Stukje van trechterbeker aardewerk gevonden door amateur archeoloog Lammert Postma op een vindplaats onder Kootstertille
Bronnen.
Klok R.H.J. - Hunebedden in Nederland
Neste T. van - Neolithisatie van de Benelux.
Raemaekers D.C.M.- Het vroeg- en midden Neolithicum in noord- midden- en west Nederland.