Steentijd archeologie

Ontdekkingsreis door de prehistorie

Standvoetbeker of Enkelgrafcultuur.

Vanaf 4.800 jaar gleden treden er veranderingen op in het boerenbestaan in de Fryske Walden. Die veranderingen vinden zeer waarschijnlijk plaats door invloeden vanuit Oost-Europa. Vrij plotseling worden andere gebruiken toegepast bij het begraven van mensen. Nieuwe bevolkingsgroepen die de plaats innemer van de boeren uit de trechterbekercultuur ontwikkelen nieuwe vormen bij het bakken van aardewerk en het vervaardigen van werktuigen. De naam van de nieuwe cultuur, de Standvoetbeker of enkelgrafcultuur. De naam is afgeleid van de vorm van het aardewerk en van de vorm van begraven van de doden in een enkel graf. Een grote beker op een voetje staat model voor de naam, de standvoetbeker. Sommige van deze bekers zijn rijkelijk versierd met steekmotieven en met horizontale lijnen, die werden aangebracht door voor het bakken van de bekers deze met touw te omwikkelen.

Standvoetbeker opgegraven door de Opender arts Johannes Siebenga op de Egbertgaasten (Fries Eibertgeasten) onder Nijega nabij de Smalle Ee onder Drachten .
 

De enkelgrafcultuur zoals die in Nederland en een stuk van Duitsland voorkomt is een kleine cultuur die deel uitmaakt van een veel grotere cultuur, de zogenaamde touwbekercultuur. Deze cultuur strekt zich naar het oosten en diverse varianten uit tot ver in Rusland en naar het noorden tot in de Scandinavische landen. Het kan mogelijk zijn dat boeren uit de trechterbekercultuur zijn opgegaan in de nieuwe enkelgrafcultuur maar er zijn ook onderzoeken die er op wijzen dat boeren van de trechterbekercultuur zich vestigden op de kleigronden in het noorden van Nederland en zich daar op het vruchtbare land vestigden. 

Akkerbouw en veeteelt vormden waren de belangrijkste bronnen van bestaan van de boeren uit de enkelgrafcultuur. Van de omvang van hun boerderijen in Noord Nederland is in tegenstelling van die van de boeren uit de Trechterbekercultuur, weinig bekend. Wel zijn in Noord Holland een paar plattegronden van boerderijen uit de enkelgrafcultuur bekend geworden. Wat in Noord Nederland en ook op andere plaatsen bewaard bleef zijn de grafheuvels die howel thans voor het grootste deel verdwenen, jarenlang een bron van onderzoek zijn geweest voor archeologen.

 Aangetroffen grafgiften in een grafheuvel in Twello. Een standvoetbeker, een hamerbijl, een geslepen bijl en een vuursteen mes.

 

Belangrijke mensen uit deze cultuur werden in hurkhouding in een vlakgraf begraven onder een grafheuvel begraven. De doden werden op hun rechterzijde gelegd met opgetrokken knieën en hun gezich naar het westen. In de grafheuvel kregen de mensen met status in hun nederzettingen grafgiften mee die steeds uit dezelfde  voorwerpen bestonden zoals een standvoetbeker, een hamerbijl, een gewone geslepen bijl, een dolk van vuursteen en vaak nog mesjes en pijlpunten van vuursteen. De standvoetbekers die in de grafheuvels werden aangetroffen waren leeg. Onderzoekers denken dat er een drank in heeft gezeten die de dode mee kreeg bij begraven.

 

 Grafheuvel afgezet met palen uit de Enkelgraf of standvoetbeker cultuur.

Houtbewerking leidde tijdens de periode van de enkelgrafcultuur tot inovatieve werktuigen. Veenvondsten tonen aan dat de bieren in deze cultuur gebruik maakten van wagens waaronder schijfwielen waren bevestigd. Dot soort wielen werden ook geofferd en in het veen achtergelaten. Dank zij de conserverende werking van het veen zijn een aantal daarvan bewaard gebleven. In Drenthe zijn bij de verveningen dit soort schijfwielen boven water gekomen en bewaard gebleven. In het veen zijn tijdens de enkelgrafcultuur door de boeren uit de nederzettingen  wegen aangelegd van boomstammen. Ook in Drenthe zijn dit soort wegen opgegraven. Bootkano's die in het veen zijn teruggevonden laten zien dat de bevolking tijdens de enkelgrafcultuur vaak in de omgeving van het water woonden en ook visten. 

 

 Weg van boomstammen zoals deze werd aangetroffen onder Smilde.

Ook in de enkelgrafcultuur kende men rituelen. In 1989 werd bij toeval onder Sijbekarspel in Noord Holland een graf blootgelegd. Het graf was afgedekt door een dikke laag klei en zand dat was afgezet bij overstromingen van het gebied. In het graf werd een menselijk skelet in hurkhouding aangetroffen. Onderzoek op het skelet heeft opgeleverd dat het hier om een jong meisje ging dat vrij zeker ritueel is geofferd. Een groot gat in de schedel van het meisje geeft aan dat ze door geweld om het lever is gekomen. Onderzoekers dateerden het meisjes skelet op ongeveer 4800 jaar oud en gezien de vondst omstandigheden in de enkelgrafcultuur.  Het meisje was ongeveer 1.53 lang en was volgens de onderzoekers ziek door een gebrek aan goede voedigstoffen. Onderzoekers hebben het meisje de naam "Miesje" gegeven. In de omgeving van Sijbekarspel zijn sporen aangetroffen van bewoning uit de enkelgrafcultuur.

 
 In het veen aangetroffen wagenwiel of schijfwiel

 
 

 Het bij Sijbekarspel in hurkhouding opgegraven skelet van Miesje.

 

Copyright © 2011 Archeoweb | Ontwerp en advies Jongsma Automatisering | Powered by WebsiteBaker - Certified Edition