Late Middeleeuwen.
Stinzen en States in Fryslân.
Fryslân kende in de 13e tot de 15e eeuw tientallen stinzen. Het waren in die roerige middeleeuwen verdedigbare torens. Het Friese woord stins betekent steenhuis. Van de tientallen stinzen die in Fryslân hebben gestaan zijn er nu nog maar een paar als steenhuis te herkennen. Het mooiste voorbeeld in Fryslân is de Schierstins in Veenwouden. Veel stinzen zijn in de latere eeuwen afgebroken of verbouwd tot landhuizen of staten. Van die staten hebben er meer dan 175 in Fryslân gestaan . Ze werden vaak bewoond door adelijke families die meestal veel landerijen bezaten en daarnaast bestuurlijke functies hadden.
Schierstins Veenwouden
Dekemastate.
Eén van de fraaiste staten die Fryslân rijk is, dat is zeker de Dekemastate in Jelsum. De state is genoemd naar de familie Van Dekema die er eerder woonden maar in deze fraaie state hebben ook andere families gewoond. Ook de Dekemastate was eens een vierkante stins die oorspronkelijk de naam Fetza state had.
De stinsachtige Fetsa state, Camstra state of het Camstrajuys naar een tekening . De stins is vrij zeker al in de 13e eeuw gebouwd.Bij onderzoek op het terrein van Dekemastate in 1925 zijn er fragmenten gevonden van "Romeinse dakpannen" zogenaamde monniken en nonnen, scherven van pottenen pannen en glaswerk die uitwezen dat de stins al in de 13e eeuw betond. De nu nog aanwezige overwelfde kelder voorzien van issen waarvan enige mogelijk schietgaten zijn geweest en de plattegrond van de kelder die vergelijkbaar is met de stinsen van Veenwouden, Franeker, Hurdegaryp en Hantumhuizen, zouden deze veronderstelling kunnen ondersteunen. De geschreven geschiedenis over Dekemastate begint echter pas in de 15e eeuw.
In de 15e eeuw betrokken andere families de inmiddels verbouwde stins en kreeg het de naam Camstra state afgeleid van de naam van de bewoners die er toen woonachtig waren. De naam veranderde in Dekemastate toen begin 16e eeuw Hette van Dekema in het huwelijk trad met Reynsk van Camstra en er ging wonen.
De Dekemastate aan de Dekemawei 5, 9057LC te Jelsum. In Dekemastate is een museum ondergebracht en een bezoek aan de state is mogelijk. Inlichtingen op www.dekemastate.nl en via 058-2570020. De state is eigendom van de stichting het Old Burgerweeshuis te Leeuwarden.Klaas Speelman en Evert Kramer doken in de familiegeschiedenis van de Dekema" en schreven er een document over.
Met Juw van Dekema (1450 - 1523) begint in de regio Weidum, Baard, Jellum en Jelsum, de interessante geschiedenis van de familie Van Dekema Sicke van Dekema en neef Pieter van Dekema nemen een belangrijke plaats in de geschiedenis van de Dekema.s in. Het waren de kleinzonen van Juw van Dekema. Juw van Dekema was de laatste potestaat van Friesland. Een potestaat was in de late middeleeuwen een legeraanvoerder van Friesland, een privilege dat door niemand minder werd verleend dan door Karel de Grote.
Karel de Grote,Op 3 januari 1494 werd Juw van Dekema in Sneek met instemming van de Schieringers gekozen tot potestaat. Na vier jaar stelde hij deze functie alweer ter beschikking. Het was hem niet gelukt het conflict dat er was tussen de Schieringers en Vetkopers op te lossen. Door Juw van Dekema werden de Van Dekemá een belangrijke familie in Friesland. Neef Pieter van Dekema (1513-1568) en zoon Sicke Juws van Dekema (1510-1558) zetten deze familie traditie voort. Op uitnodiging van Hette van Hoxwier (1502 - 1546) een andere neef, trokken ze beiden in 1546 naar Utrecht. Hette was president van het Hof van Utrecht. Hij was een hoogstaand man die Erasmus en Viglius van Aytta tot zijn vrienden mocht rekenen. In Utrecht vond op 5 januari 1546 een kapittelvergadering plaats van de Orde van het Gulden Vlies waar Keizer Karel V als de keizer en landsheer van de Nederlandse gewesten aanwezig was. Aanwezig waren ook Sicke van Dekema, als volwaardig lid van het Hof van Friesland en neef Pieter als junior lid. Ze werden daar in Utrecht met nog enkele Friesen door Keizer Karel V tot ridden geslagen.
Keizer Karel V.Voor Sicke en Pieter was de bijeenkomst in Utrecht ook voor andere zaken een bijkomend voordeel .Dat er ook veel voorname en vermogende heren tijdens de kapittelbijeenkomst rondliepen bood voor hun perspectief voor het doen van zaken. Heren van de hoogveengronden in de Gelderse vallei die de gronden daar exploiteerden bijvoorbeeld. Onder hen was de toenmalige burgemeester van Utrecht, Johan van Cuyck en de schepen Floris Foeyt. Pieter van Dekema die beginnend grondeigenaar was van veengronden in de Schoterlandse regio en daar de veengronden in Zuidoost Friesland op zijn duimpje kende had nietr voldoende kapitaal om die veengronden daadwerkelijk te ontginnen. Cuyck en Voeyt bleken voor hem de ideale zakenpartners en samen met hun richtte hij in 1551 de Dekema-Cuyck en Voeyt Schoterlandse veenkoloniën op. Cuyck nam hierin voor 50 % deel in deze nieuwe samenwerking en Voeyt en Pieter van Dekema ieder voor 25 %. Daarmee was de eerste en oudste naamloze vennootschap een feit en was de oprichting vijftig jaar eerder dan die van de VOC. De drie venoten stonden samen aan de grondlegging van Heerenveen en daarnaast was Pieter van Dekema ook grietman van Baarderadeel.
Terwijl Pieter van Dekema naam maakte verdiende ook zijn 30 jaar jongere neef Sicke van Dekema zijn sporen in het Fries bestuur. Vanaf 1578 was hij met tussenpozen tot 1622 gedeputeerde van Friesland. Hoogte punt in die carriërre waren de onderhandelingen van een commissie met Engeland in het kader van het twaalfjarig bestand met de Spanjaarden. In deze commissie had ook Johan van Oldenbarneveld zitting. De republiek der Nederlanden had toentertijd de Engelse nodig voor dit twaalfjarige bestand, waarbij ook een tweede overeenkomst werd getekend over een schuldvereffening. Onder deze overeenkomst prijkt naast de handtekening van Johan van Oldenbarneveld ook de handtekening van jonker Sicke van Dekema.
Johan van Oldenbarneveld.Het leefstijdsverschil tussen beide neven speelde ook een rol in hun ontwikkeling en carriërre. In het jaar 1580 werd het katholieke geloof in Friesland in de ban gedaan. Neef Pieter was in 1568 overleden maar jonker Sicke van Dekema stond pas aan het begin van zijn maatschappelijke carriërre. Hij was bekeerd tot het protestantisme maar zijn broersen zusters waren gevlucht naar het katholieke Keulen.
In de zestiende en zeventiende eeuw werden steeds mee jongeren van adel door hun ouders naar buitenlandse hogescholen (universiteiten) gestuurd. Dit fenomeen kreeg bekendheid als een "Grand tour". Ook Sicke van Dekema nam samen met zijn broer Frans en de neven van Vigilus van Aytta uit Swichum deel aan deze grand tour. Op 29 juli 1561 stond de 13 jarige Sicke van Dekema ingeschreven bij de universiteit van Keulen. Het was toen gebruikelijk dat jongeren van adel na het verlaten van de lagere school naar een universiteit werden gestuurd. De universiteit van Keulen werd gesticht door de katholieke kerk en was één van de vier oudste hogescholen van centraal Europa. Toen de vader van Sicke in 1568 overleed stuurde zijn moeder hem, zijn broer Frans en de vier neven van Vigilus van Aytta naar de hogeschool van Salamanca in Spanje. Toen Sicke van Dekema hier aan zijn rechterstudie begon was de universiteit van Salamanca al een bekende universiteitsstad met zo'n 6000 studenten.
De universiteit van Salamanca 200 km ten noordwesten van Madrid. De universiteit is één van de oudsten van Europa en werd in 1218 opgericht door koning Alfons IX van Péon.Na een paar jaar studie aan de universiteit van Salamanca trok Sicje via Barcelona en Parma naar Pavia bij Milaan om daar zijn studie voort te zetten. In Pavia sloot Sicke van Dekema zijn studie af met een promotie en keerde in het stervensjaar van zijn moeder in 1575 terug als honorem Doctors en nam zijn intrek op de Mammemastate in Jellum die hij als erfgenaam in bezit had gekregen. Een halve eeuw daarna overleed hij op 29 maart 1625. Hij werd bijgezet in de toenmalige familiegrafkelder in de voormalige Mariakerk. Deze kerk brandde tweemaal, in 1700 en in 1893 af door blikseminslag. Daarbij werd ook de grafkelder deels verwoest. In 1895 werd de kerk herbouwd.
Kerk van Jellum met daarin de familiegrafkelder van de Van Dekema's.Begin februari 2020 werd begonnen met een ingrijpende restauratie van het kerkgebouw.Onder de preekstoel in de kerk werd daarbij een grafkelder ontdekt en twee zwaar beschadigde grafzerken. De grootste ( 3.25 x 1.80 meter) van de twee beschadigde grafzerken bleek van jonker en doctor Sicke van Dekema en zijn vrouw Hil van Tamminga te zijn. De kleinere grafzerk werd ontcijferd als te zijn van Catharina van Dekema en haar man Bote van Grovestins. Bij het ontcijferen van het grafschrift op de grote grafzerk van Sicke van Dekema en diens vrouw Hil van Tamminga werd gebruik gemaakt van een verslag uit 1787 van een toenmalige dominee Ernestus Viglius. De tekst op de grafzerk is als volgt:
"Ao 1625 den 29 maart sterf de edele erntfeste en hooggeleerde dr Sicke van Dekema tot hornhuisen en Cloosterbuuren erfhoveling en jonkheer oud 77 jaaren Ao 1620 den 28 july sterf de edele erntfeste deugden rykr vrouw Hil v Tamminga oud 65 jaaren. Die besoldiginge der sonde is de dood maar de genade gift Gods is het eeuwige leven Jesum Christum , onsen heere Rom: 6 vers 23. In den welken wij de sunde gesturv zijnde, leven god door den selven onse heere Jesum Christum Rom: 6:11.Wij noemen ons in Christo Jesu, en niet in vleisch Philip 3:3. Dood spreekt die heer ik wil dijn pest weese. Helle ik wil dijn vergift zijn Osea 14 vers 14. Dood waar is dijn prikkel, helle waar is dijn victorie, god zij danck, die ons de overwinning gegeven heeft1 Cor: 15 vers 55-57. Hierop rustende verwagten wij de salige hoope, ende den verschijninge des heerlickheit des groten gods en onses salichmakers Jesu Christi Amen. Tit 2 vers 13.|De grafkelder en de resten van de in de kerk begraven Dekema's en familieleden zijn onderzocht door leden van het genealogisch wurkferbân Klaas Speelman, Evert Kramer en Hans Kemperman. Daarbij kwam een tweetal ringen uit de familiegraven die vrij zeker aan de familie van Dekema hebben toebehoort.
Links de beide ringen die bij de restauratie van de grafkelder werden aangetroffen en rechts, van links naar rechts, Klaas Speelman, Evert Kramer en Hans Kemperman die de beide ringen onderzoeken.
Een klein memorial in de kerk van Jellum doet herinneren aan de laatste rustplaats van Sicke van Dekema en zijn vrouw. Het meest bekend werd Sicke van Dekema als één van de zes afgevaardigden van de Staten van Holland, die onderhandelden met Engeland over een alliantie. Dit zogeheten tractaat werd op 26 juni 1608 mede ondertekent door jonker dr Sicke van Dekema uit Jellum. Doordat Sicke van Dekema daarbij het tractaat ondertekende met Heer van Jellum raakte hij in conflict met de staten van Friesland. De Friese landadel bestond in die tijd alleen uit jonkers en hovelingen. Echter door zijn huwelijk met Helena Tamminga, enige dochter van Onne van Tamminga, kon jonker Sicke van Dekema ook te titel voeren van Heer van Tammingaborg van Hornhuisen tot Cloosterburen ende Marne. De defensieve alliantie trad officieel een jaar later (1909) in werking maar werd pas in 1690 ondertekend door de koning van Groot Brittanië.
In 1568 overleed Pieter van Dekema. Hij werd begraven in de Sint Vituskerk in Leeuwarden samen met zijn vrouw Catharina van Loo die in 1581 overleed. Een grote grafzerk in de Oldehove herinnert aan aan deze van Dekema. Op de grafsteen staat een Latijnze tekst die vertaald betekent: " Hier rust de glorie van de vermaarde stam der Decama's, gij Pieter, lichtende steunpilaar van Uw Vaderland, groot ridder waart ge, lid van de machtige senaat, doch bovenal streken U tot eer uw deugd en uwe weldaden". De grafzerk van Pieter van Dekema en zijn vrouw Catrarina van Loo in de Oldehove te Leeuwarden. JFK.5/1/22.
Het middeleeuwse avontuur van de 21e eeuw!
In het hart van Puisaye, in Yonne, in Bourgondië, gaan ongeveer vijftig arbeiders een buitengewone uitdaging aan: bouw vandaag een versterkt kasteel met de technieken en materialen die in de middeleeuwen werden gebruikt. (overgenomen van de website: https://www.guedelon.fr/nl/)